ICCE als ISP

Tegenwoordig heeft bijna elke student een laptop, maar toen ik in ’93 met de C++ cursus begon hadden de meeste student alleen een klein plastic mapje met daarin een paar floppies. Aan twee floppies had je voldoende voor de C++ cursus: één voor de Microsoft C++ compiler, de andere voor de sourcefiles, binaries en natuurlijk de onvolprezen ICCE editor ‘OE’.

Om iets met die floppies te kunnen moest je dan nog wel een vrije PC vinden om op te werken en bij voorkeur een niet al te trage. Dit was soms wel lastig en daarom besloot ik om mijn ‘Zilvervloot’ spaarrekening te gebruiken om een 66 mhz 486 DX-2 met 8 mb ram te kopen. Omdat deze in Gouda drie tientjes goedkoper was dan in Groningen haalde ik hem daar, met de OV-Jaarkaart uiteraard.

Nadat ik de C++ cursus had afgerond, mede dankzij dit supersnelle apparaat, en ik de Unix en Perl cursus van Piet had gevolgd, kwam het ICCE opeens met een nieuwe cursus: de Linux installatie cursus. Jawel, in die tijd kon je één studiepunt verdienen als je succesvol Linux aan de praat kreeg op je PC.

Dat was in die tijd best nog wel een uitdaging. Eerst moest je een goed werkende set floppies zien samen te stellen. Ik geloof dat ik een paar keer teruggegaan ben naar het ICCE omdat elke keer floppie #6 het niet deed. Na het installeren van het OS kreeg je dan de X configuratie. Dit was best spannend, want tijdens de cursus hadden we geleerd dat als je de sync waarden verkeerd invulde, je monitor in de fik kon vliegen.

Als je op een gegeven moment een werkend systeem had, dan kon je beziggaan met je internetverbinding. Het ICCE had hiervoor een paar 14K4 modems waarmee je middels dial-back een SLIP verbinding kon opzetten. Omdat je werd teruggebeld, was de afspraak dat je als gebruiker zelf je ’telefoontikken’ telde en die eens per maand kwam betalen. Zo werd het ICCE mijn eerste ISP.

Koffiecultuur

Toen ik het ICCE leerde kennen zaten ze in het gebouw aan de Westerhaven. Naast de met aluminiumfolie beplakte ramen en de zitbank in Karel’s kantoor is me vooral de bijzondere koffiecultuur bijgebleven. Degenen die nu moderne ‘hipster’-kretologie als ‘Latte Macchiato’ of anders op zijn minst espresso verwachten moet ik teleurstellen. De bijzondere koffiecultuur bestond uit de enigszins disrespectvolle wijze waarop men met deze ‘zwarte motor’ omging…

Om koffie te pakken diende men ergens een kopje te vinden. Vond men deze niet schoon genoeg, dan was er bij de lift in de buurt een toilet met daarin een klein wastafeltje waarin het kopje omgespoeld kon worden. Vervolgens kon men dit kopje volgieten met koffie van variabele versheid. Als je er suiker en/of melk in wou (indien vooradig), dan was het enige roergereedschap een enigszins roestige schaar. Deze schaar was ook nodig om koffiepakken open te knippen en was om die reden goed beveiligd: hij hing met een stukje touw vast aan de tafel.

Aan het ‘koffiesediment’ in Frank’s mok kon je direct zien dat hij niet altijd meteen van zijn koffie dronk. Misschien dat hij afgeleid raakte of rook dat de koffie toch niet de gewenste versheid had. Het sediment aan de rand van de mok vormde een soort grafiek met in het begin (bovenin de mok) de grootste piek.

Een nauwkeurige analyse van deze grafiek had je kunnen vertellen hoe lang het gemiddeld duurde voordat hij zijn eerste slok nam, de gemiddelde grootte van een slok en hoe vaak hij zijn kopje helemaal leegdronk. Ook had de analyse kunnen uitwijzen hoe lang het na de laatste slok gemiddeld duurde voordat het restant in de bloempot buiten zijn kantoor werd gemikt (met daarin nog het verdorde restant een plant).

Helaas is deze informatie voor zover ik weet verloren gegaan, tenzij Frank deze mok nog ergens heeft…